“…Doet u waar u goed in bent en laat de rest aan ons over…”

Herinvesteringsreserve (HIR) vormen als u winst maakt bij de verkoop van een bedrijfsgoed, zoals een machine

U maakt boekwinst op een bedrijfsgoed wanneer de verkoopprijs hoger is dan de boekwaarde van het bedrijfsgoed. In beginsel moet u over deze boekwinst direct belasting betalen. Het is echter toegestaan om deze belastingheffing achterwege te laten door middel van het vormen van een herinvesteringsreserve (HIR).

Herinvesteringsvoornemen

Een van de voorwaarden om een herinvesteringsreserve te kunnen vormen, is dat er een herinvesteringsvoornemen moet bestaan. De Hoge Raad heeft recentelijk uitspraak gedaan dat het niet vereist is dat een herinvesteringsvoornemen realiseerbaar moet zijn in het jaar van vervreemding van het bedrijfsmiddel (ECLI:NL:HR:2022:1507) .

Wat was er gebeurd? Een BV heeft in 2010 en 2011 panden verkocht. Voor de boekwinsten heeft de BV een HIR gevormd. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2020:7160) was dit niet mogelijk, omdat de BV niet aannemelijk had gemaakt dat zij op de balansdata een realiseerbaar voornemen tot herinvestering had. Er was immers een hoog verlies en de BV had een negatief werkkapitaal. Daarbij ontbraken voor het jaar 2010 stukken waaruit een herinvesteringsvoornemen bleek. Dat de BV met betrekking tot het jaar 2011 verkoopinformatie heeft opgevraagd over een door haar gehuurd pand, werd door het hof ook niet aangemerkt als een realiseerbaar voornemen tot herinvestering. De BV was hiervoor namelijk afhankelijk van een externe financiering voor de koopsom van € 2 miljoen.

Realiseerbaarheid niet vereist. In cassatie houdt de uitspraak van het hof echter geen stand. De Hoge Raad oordeelde dat het niet vereist is dat een herinvesteringsvoornemen realiseerbaar moet zijn in het jaar van vervreemding van het goed.

Dus voornemen niet van belang?

De uitspraak houdt echter niet in dat het realiteitsgehalte van het herinvesteringsvoornemen niet van belang is. Een HIR kan namelijk niet worden gevormd of gehandhaafd blijven als redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voornemen tot herinvestering binnen de wettelijke driejaarstermijn (art. 3.54 Wet IB 2001) zal kunnen plaatsvinden, bijv. omdat het financieel onmogelijk is. De stelplicht en bewijslast daarvoor rusten op de inspecteur. Het hof heeft dit miskend.

Plan hoeft niet concreet te zijn. Voor de vorming van een herinvesteringsreserve, anders dan bij de ruilarresten, is het niet vereist dat een belastingplichtige een concreet plan moet hebben voor een vervangende investering. Ook is het niet vereist dat een belastingplichtige al een concreet plan moet hebben voor de financiering van deze investering.

Andere bewijsmiddelen dienen voornemen.  Dat de BV voor het jaar 2010 geen stukken had waaruit een herinvesteringsvoornemen voor dat jaar bleek, betekent niet dat een voornemen tot herinvesteren niet kan worden bewezen. Dat bewijs kan de BV ook op een andere manier leveren. Zo kunnen ook stukken en andere bewijsmiddelen die zien op de periode na de balansdatum van belang zijn. Feiten die zich voordoen na de balansdatum, kunnen immers ook aanwijzingen geven over de aan- of afwezigheid van een herinvesteringsvoornemen op de balansdatum.

U moet voor de HIR een herinvesteringsvoornemen hebben om winst hiervoor te reserveren. Dat voornemen hoeft echter niet bij voorbaat al realiseerbaar en financieel haalbaar te zijn, zo de rechter. Het gaat om het voornemen, dat moet u wel onderbouwen.

Wilhelminalaan 1, 1441 EK Purmerend
Tel: 0299-767002 / E-mail: info@partnersinadministraties.nl